Om te kunnen functioneren heeft het lichaam energie nodig. De energie wordt verkregen door verbranding van voedingsstoffen in de lichaamscellen. Voor verbranding is zuurstof nodig. Het lichaam haalt de zuurstof uit de lucht door middel van ademhaling, maar kan de zuurstof zelf niet opslaan.
Bij de verbranding ontstaan er koolzuurgas en water die weer uitgeademd worden via de longen.
De longen nemen dus zuurstof op uit de lucht en geven koolzuurgas en waterdamp aan de buitenlucht af. Bovendien moet het lichaam afvalproducten van de stofwisseling kwijt, bijvoorbeeld koolzuurgas.
In de longen wordt koolzuurgas uit het bloed met zuurstof uit de lucht uitgewisseld.
Dit proces noemen we de gaswisseling. Ook in de cellen vindt gaswisseling plaats.
Zuurstof gaat uit het bloed de cel in en koolzuurgas komt uit de cel in het bloed.
De lucht die wordt ingeademd, bestaat voor 2 % uit zuurstof. De rest is voornamelijk stikstof. In de neus wordt de lucht gefilterd, voorverwarmd en bevochtigd voor hij via de keelholte, luchtpijp en bronchiën in de longen komt.
Heeft een kat het benauwd? Dan zie je hem mogelijk ‘neusvleugelen.’
Ook zie je soms zijn borstkas snel op en neer gaan.
Dit kan ook te maken hebben met een onderliggende hart- of longaandoening.